Jan Sluijters

RKD STUDIES

1. Biografie

Annemiek Rens

Jan Sluijters (’s-Hertogenbosch 17 december 1881 – Amsterdam 8 mei 1957) omschreef zijn werk als ‘een strijd met de materie om tot uitdrukking te komen wat er in mij leeft en groeit’.1 Die strijd leverde hem de bijnaam ‘schilderbeest’ op. Sluijters vond het overbodig om nader in te gaan op het werk, want de kunst was zijn beste uitingsvorm, hij was immers niet voor niets schilder geworden: ‘Een poging om door uitlegging of verklaring daar iets aan toe te voegen, lijkt me een zeer slechte copie naast het origineel zetten.’ Deze woorden zijn tekenend voor Jan Sluijters als kunstenaar en schilder ‘pur sang’. Hij was een harde werker die door de jaren heen een indrukwekkend oeuvre tot stand bracht.

Prix de Rome en het modernisme
De schilderscarrière van Sluijters kent een eerste hoogtepunt in 1904, bij het winnen van de Prix de Rome [1] met het doek De profeet Elisa en de zoon van de Sunamitische vrouw [2]. Sluijters werkte voornamelijk in academische en symbolistische trant en verdiende de kost met illustratieopdrachten. Deze prijs maakte het hem – voor de jury onbedoeld – mogelijk om een baanbrekend modernist te worden. De aan de Prix de Rome gekoppelde reis om de klassieken te bestuderen, liep voor Sluijters namelijk af in een schilderkunstig avontuur te midden van de Parijse avant-garde. De felle kleuren en expressieve verfstreken waarmee hij het dynamische uitgaansleven van de stad vastlegde (bijvoorbeeld [3]) kostten hem zijn beurs in 1906. Zijn werk werd door critici beschreven als ‘frivool’ en soms zelfs ‘ziek’.2 Sluijters reageerde met tegenkritiek en hij presenteerde zichzelf spottend als martelaar van de moderne kunst in de tekening Geweigerd (1907) [4]. Mede dankzij hem had men in Nederland immers kennis gemaakt met het modernisme dat de kunstwereld ingrijpend zou veranderen.

Omslag afbeelding
Anoniem Netherlands ca. 1907
Jan Sluijters (1881-1957) staande met palet in de hand, op de achtergrond het schilderij 'Bal Tabarin', ca. 1907
Private collection

1
Leo Gestel
Om den prijs, 1904
Amsterdam, kunsthandel Dolf D. van Omme


2
Jan Sluijters
De profeet Elisa wekt de zoon der Sunamitische vrouw tot leven, 1904
Assen, Drents Museum

3
Jan Sluijters
Voorstudie Bal Tabarin, 1906
Private collection


4
Jan Sluijters
Geweigerd, 1907 gedateerd
Private collection

5
Jan Sluijters
Maannacht II, 1911 gedateerd
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. SCH-1956-0007


Sluijters experimenteerde vrijwel tegelijkertijd met alle avantgardistische ‘-ismen’ die hij in Parijs had gezien en vervulde daarmee een voortrekkersrol in eigen land. Als luminist trachtte hij, net als Piet Mondriaan en Jan Toorop, de sensatie van het licht weer te geven. Zijn werk uit deze periode werd door voorstanders omschreven als ‘tintelend’ en ‘verfrissend’.3 Inspiratie hiervoor vond hij in de open, zonnige landschappen van Heeze en Laren. Een serie mysterieuze en felgekleurde ‘Maannachten’ toont een ontwikkeling naar een vereenvoudigde beeldtaal [5-7]. De vergelijking met Vincent van Gogh werd regelmatig gemaakt. In 1915-1916 verruilde hij zijn stad Amsterdam wederom tijdelijk voor het platteland, maar dit keer verbleef hij in Staphorst en schilderde de teruggetrokken en zwaar gelovige bevolking. De donkere, grillige en enigszins bedrukkende sfeer van deze schilderijen, precies zoals hij het er zelf had ervaren, is kenmerkend voor wat zijn ‘Staphorster periode’ genoemd wordt.4 Het werk Staphorster boerenfamilie was voor hem als het ware een eigen versie van Van Goghs Aardappeleters [8].

6
Jan Sluijters
Maannacht III, ca. 1911
Private collection

7
Jan Sluijters
Maannacht, 1912 gedateerd
Rotterdam, Caldic Collectie, inv./cat.nr. S00201


8
Jan Sluijters
Staphorster boerenfamilie, 1917 gedateerd
Haarlem, Frans Hals Museum, inv./cat.nr. msch 56-18

9
Jan Sluijters
Gemälde Ausstellung Holländischer Meister Kunstsalon Wolfsberg, 1913
Private collection


Een minder bekend aspect uit het oeuvre van Sluijters zijn de boekillustraties, prenten en affiches [9]. Vooral een serie politieke prenten die hij ten tijde van de Eerste Wereldoorlog voor De Nieuwe Amsterdammer vervaardigde, toont een andere kant van de kunstenaar: spottend, luguber en als belangrijkste: een kundig graficus.5

Sluijters verloor de realiteit in zijn werk nooit uit het oog, de zichtbare werkelijkheid was de basis van zijn kunst [10]. Dit realisme vond hij in het bijzonder in de mens. Zijn schilderijen worden bevolkt door zigeuners, dansers, worstelaars, negroïde mensen of de beau monde, maar nog wel het vaakst door de vrouw op zich, gekleed of naakt. Zijn tweede vrouw Greet was hierin een muze die haar hele leven regelmatig poseerde, alleen of samen met hun kinderen [11-12]. Ook het zwarte model Tonia Stieltjes werd door hem meerdere malen geportretteerd [13-15]. Omstreeks 1917 schilderde Sluijters zijn vrouwen met langgerekte benen en een gestileerd, slank lichaam in maniëristische trant. Maar ook hierna keerde hij weer terug naar een meer realistische weergave met vaak weelderige lichamen en een indringende, sensuele blik. Ook maakte hij markante portretten van rijke industriëlen, geestelijken en acteurs.

10
Anoniem Netherlands ca. 1924
Jan Sluijters (1881-1957) in zijn atelier aan de Lomanstraat in Amsterdam, ca. 1924
Private collection


11
Jan Sluijters
Greet, met hoed, 1912 gedateerd
Private collection

12
Jan Sluijters
Greet met Jan aan tafel, ca. 1918
Private collection


13
Jan Sluijters
Liggend naakt (Tonia Stieltjes), ca. 1918
Heino (Overijssel), Zwolle, Museum De Fundatie, inv./cat.nr. 2245

14
Jan Sluijters
Vrouw met groene blouse, 1919
Otterlo, Kröller-Müller Museum, inv./cat.nr. KM 106.027


15
Jan Sluijters
Portret van Tonia Stieltjes (1881-1932), 1922
Private collection

16
Kuno Brinks
Dit is voor iemand, die eruit ziet zooals niemand, circa 1940
Private collection


Van avant-gardist naar gearriveerd schilder
Vanaf de jaren twintig ging het roer om voor Jan Sluijters. Zijn naam was gevestigd en befaamd [16]. Hij was dé portretschilder van Nederland geworden en verkocht goed. Hij kreeg erepenningen, grote solotentoonstellingen en op internationale exposities vertegenwoordigde hij het land. In 1941 schreef hij aan Lodewijk Schelfhout dat hij niet langer exposeerde, maar alleen nog maar werd geëxposeerd. Van stilzitten was echter geen sprake: ‘Ik heb de vaste overtuiging dat ik beter werk kan maken dan het beste, dat ik gemaakt heb'.6 Toch was van het pionierswerk weinig meer te zien. Sluijters volgde niet de weg van Mondriaan naar de abstracte kunst, maar keerde terug naar een gematigd expressionistisch realisme. Hij was vervallen in een succesvolle, maar inmiddels traditionele stijl. Zelf had hij deze ontwikkeling echter al voorzien in 1916, toen hij zei: ‘Ik ben ervan overtuigd, dat over twintig jaar de kunst van ons jongeren, de klassieke kunst zal zijn’.7 Zijn werk uit deze periode is wisselend van kwaliteit. Hij had er daarnaast geen problemen mee oud werk jaren later nog eens op te pakken en bij te werken.

De dagen van Sluijters, die zichzelf een ‘doodgewone normale mens’ noemde,8 stonden in het teken van zijn werk en hadden een strakke planning [17]. Om 9 uur op het atelier, om 16 uur biljarten of kaarten bij Arti et Amicitiae en vervolgens avondeten met vrouw en kinderen. Dit gezinsleven is vaak onderwerp van zijn schilderijen [18]. Ondanks periodes van ziekte en depressiviteit bleef zijn schilderproductie hoog. Op latere leeftijd ontwikkelde hij interesse voor de Cobra-kunstenaars en ondersteunde hij een nieuwe generatie pioniers. Sluijters werd in 1957 onder grote belangstelling vanuit het Stedelijk Museum begraven.

17
Anoniem Netherlands circa 1950
Jan Sluijters (1881-1957) in zijn atelier, circa 1950
Den Haag, RKD – Netherlands Institute for Art History

18
Jan Sluijters
Gezinsleven, 1950-1951, gedateerd
Amsterdam, Stedelijk Museum Amsterdam, inv./cat.nr. B 2152


Notes

1 J. Sluijters, ‘Sluijters aan het woord’, in: Jan Sluijters: La joie de peindre, tent.cat. Amsterdam (Stedelijk Museum) 1951, z.p.

2 Frederik van Eeden, ‘Gezondheid en verval in de kunst (naar aanleiding der tentoonstelling Spoor – Mondriaan – Sluyters), Op de Hoogte VI, 1909, pp. 79-85.

3 Jacqueline de Raad, ‘Het ‘schilderbeest’ en zijn critici’, in: Dominique Colen, Jacqueline de Raad, Jan Sluijters. Schilder met verve, Laren (Singer Museum)/ Zwolle (Waanders Uitgevers) 1999, pp. 144.

4 H. van Calker, ‘Bij Jan Sluijters’, De Nieuwe Amsterdammer 20 mei 1916.

5 K. Löb, De onbekende Jan Sluijters. Boekgrafiek, oorlogsprenten, postzegels, Utrecht/Antwerpen 1968.

6 H. van Calker, ‘Bij Jan Sluijters’, De Nieuwe Amsterdammer 20 mei 1916.

7 A. van Roon, ‘Jan Sluijters zeventig jaar’, De Spiegel 15 december 1951, pp. 10-12.

8 Brief van Jan Sluijters aan Lodewijk Schelfhout, Amsterdam 31 augustus 1941. Collectie RKD Den Haag, Archief Lodewijk Schelfhout.