2.1 Werkwijze
Verschillende versies van één thema
Het beeld van Sluijters als de vlotte schilder die in een rap tempo het ene schilderij na het andere uit zijn mouw schudde, klopt niet. Hij exploreerde alle mogelijkheden van de verf, maar was ook een zwoegende ploeteraar, die, niet snel tevreden, eindeloos bijschaafde en opnieuw probeerde: ‘Het beste schilderij is het volgende dat ik ga maken’ is een van zijn – vaak geciteerde - uitspraken. Hij maakte vaak twee versies van een zelfde schilderij, soms met minimale, soms met opmerkelijke verschillen. In een tweede versie van eenzelfde motief probeerde hij een extra dimensie toe te voegen. ‘Ik schilder geen voorwerpen, maar ik schilder mijn ontroering, de aandoening der voorwerpen’, schreef hij op 17 mei 1914 in een ingezonden brief aan De Groene Amsterdammer. Hoe in de herhaling meer verdieping te bereiken, legde hij uit aan de hand van een bloemstilleven: ‘Man kan b.v. een pot rozen schilderen, omdat men gefrappeerd is door de schoone kleur en vorm der bloemen, ook zou het kunnen, dat de geur der rozen en het stille staan in ene kamer de aanleiding waren en de bloemen als voorstelling bijzaak. Het is zelfs heel goed denkbaar, dat dezelfde schilder na éérst door de voorstelling geïmponeerd te zijn geweest, daarna een tweede werk naar diezelfde bloemen maakt, maar dan meer getransformeerd vergeestelijkt’.

1
Jan Sluijters
Dame met fiets, 1910
Arnhem, Museum Arnhem, inv./cat.nr. GM 7385

2
Jan Sluijters
Dame met fiets, 1910 gedateerd
Eindhoven, Stichting Kakki
Voorstudies
Hoewel deze publicatie primair gericht is op de schilderijen, zijn er nogal wat werken op papier in opgenomen. Dit geldt in het bijzonder voor de tekeningen en aquarellen die een relatie hebben met een werk in olieverf. Vooral in de vroege periode van zijn carrière maakte Sluijters veel schetsen die variëren van kladjes op krantenpapier tot in detail uitgewerkte, monumentale tekeningen.

3
Jan Sluijters
De Nieuwe Meer bij avond, ca. 1930
Amsterdam, Gemeentearchief Amsterdam

4
Jan Sluijters
De Nieuwe Meer bij avond, ca. 1930
Private collection
In zijn voorstudies maakte hij zo nu en dan gebruik van een ruitjespatroon als hulpmiddel om de voorstelling later op een groot formaat doek over te zetten. Vooral bij de portretopdrachten die hij vanaf de jaren twintig in toenemende mate kreeg, gebruikte hij dergelijke studies ter ondersteuning. Tijdens de modelsessies maakte hij verschillende schetsen waarin hij soms varieerde in de keuze van de compositie. De uiteindelijke versie van het portret schilderde hij meestal grotendeels uit het hoofd: ‘Zoo schilder ik ook portretten eigenlijk pas als de menschen er niet bij zijn. Je raakt dan los uit de toevalligheden van de realiteit’.

5
Jan Sluijters
De droom, 1920

6
Jan Sluijters
De droom, 1920 gedateerd
Amsterdam, Stedelijk Museum Amsterdam, inv./cat.nr. B2803
Werken in series
Een constante in Sluijters’ oeuvre is dat hij tijdens zijn hele schilderscarrière op gezette tijden een doek van aanzienlijk formaat schilderde, waaraan een hele reeks van studies aan vooraf ging. Om de zoveel tijd was er een onderwerp waarin hij zich in vastbeet en dat hij ging exploreren totdat hij er uiteindelijk een groot, samenvattend werk van maakte. Het eerste schilderij van monumentale afmetingen dat past in deze wijze van seriematig werken is Bal Tabarin [7-12].

7
Jan Sluijters
Dansende man en vrouw, 1906
Private collection

8
Jan Sluijters
Twee mondaine vrouwen, 1906
Private collection

9
Jan Sluijters
Studie voor Bal Tabarin, ca. 1906

10
Jan Sluijters
Voorstudie Bal Tabarin, 1906
Private collection

11
Jan Sluijters
Bal Tabarin (voorstudie), 1907 gedateerd
Laren (plaats, Noord-Holland), Singer Museum

12
Jan Sluijters
Bal Tabarin, 1907 gedateerd
Amsterdam, Stedelijk Museum Amsterdam, inv./cat.nr. B 1848
Via allerlei voor- en detailstudies in tekening en aquarel en in kleine olieverfschetsen werkte Sluijters toe naar dit destijds ultramoderne doek dat een wervelende impressie geeft van een door elektrische lampen verlichte danszaal in Parijs. Het is het sluitstuk van zijn Prix de Rome-studiereis. Na zijn vertrek uit Parijs voltooide hij het schilderij begin 1907 in Amsterdam. Andere voorbeelden van dit soort thematische reeksen zijn de Maannachten-serie en De hemelse en de aardse liefde [13] waarvoor Sluijters verschillende olieverfschetsen maakte. Als culminatie van de korte tijd die hij in 1915-1916 in Staphorst doorbracht, ontstond het grote doek Staphorster boerenfamilie [14]. Ook hieraan gingen vele studies vooraf. In het latere oeuvre zijn De Badkamer [15] en Le Roman [16] voorbeelden van werken die aan het eind staan van een reeks. Hetzelfde geldt voor een van Sluijters’ laatste grote doeken, La Joie de Peindre [17], uit 1946.

13
Jan Sluijters
Hemelse en aardse liefde, 1912
Otterlo, Kröller-Müller Museum, inv./cat.nr. KM 103.052

14
Jan Sluijters
Staphorster boerenfamilie, 1917 gedateerd
Haarlem, Frans Hals Museum, inv./cat.nr. msch 56-18

15
Jan Sluijters
De badkamer, 1949 gedateerd
Blaricum, Amsterdam, kunsthandel Studio 2000

16
Jan Sluijters
Le Roman, 1931 gedateerd
Private collection

17
Jan Sluijters
La Joie de Peindre, 1946 gedateerd
Private collection
Overschilderingen
Niet in de laatste plaats heeft Sluijters zelf voor verwarring over zijn oeuvre gezorgd , door later in zijn leven vroege werken opnieuw ter hand te nemen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog stonden er op zijn atelier aan het Olympiaplein nog ongeveer vijfhonderd schilderijen. Het gebeurde vaak dat hij er een te voorschijn haalde om er opnieuw in te gaan werken. Hij kon er eenvoudigweg niet vanaf blijven.‘’t Zou mij wel verlokken mijn oudere schilderijen allemaal opnieuw te hervatten’, moet hij ooit hebben gezegd. Gelukkig is dat niet gebeurd, want hoewel hij daar zelf mogelijk anders over heeft gedacht, leidden dergelijke ‘hervattingen’ meestal niet tot verbeteringen. Aan de hand van foto’s die op het RKD zijn bewaard, is de eerste – later dus overgeschilderde – versie van een schilderij in enkele gevallen nog te achterhalen.
Wijze van signeren
Sluijters signeerde zijn schilderijen op verschillende manieren. In zijn vroege werk is het monogram – een in elkaar vervlochten J en S – gangbaar, maar ook een signatuur die zijn volledige naam in regelmatige kapitalen laat zien. Later signeerde hij bijna altijd voluit Jan Sluijters, en een enkele keer met J.S. of Jan Sl. Het gebeurde vaak dat hij een werk pas van een signatuur voorzag op het moment dat het zijn atelier uitging.
Dateringen
Het blijkt niet eenvoudig om binnen dit omvangrijke oeuvre een strikte chronologie vast te stellen. Sluijters dateerde zijn schilderijen meestal niet en er bestaat nog steeds onduidelijkheid over de datering van verschillende werken. In het bijzonder geldt dit voor de enorme hoeveelheid – met name de latere – bloemstillevens die Sluijters heeft geproduceerd.
Het feit dat Sluijters in een latere periode dikwijls oud werk opnieuw ter hand nam, maakt het nog complexer. Voorbeelden van schilderijen die door deze manier van werken een lange ontstaansgeschiedenis kennen zijn o.a. Adam en Eva [19], Het Atelier [20] en Danseres [21].
Bovendien is gebleken dat er maar al te vaak naderhand door derden een vroege datering aan een kunstwerk is toegekend, omdat het daarmee nou eenmaal aantrekkelijker wordt voor de markt.

18
Jan Sluijters
La chemise verte, ca. 1930
Private collection

19
Jan Sluijters
Adam en Eva, 1914 gedateerd
Enschede, Rijksmuseum Twenthe

20
Jan Sluijters
Beeldhouwersatelier, 1909 gedateerd
Private collection

21
Jan Sluijters
Danseres, ca. 1920
Private collection